Factcheck: anderstaligheid in Vlaams-Brabant

Een op de vier leerlingen in het basisonderwijs in Vlaams-Brabant heeft een andere thuistaal dan het Nederlands. Het is maar één opvallende vaststelling als het over onze taal gaat. Wat speelt zich af achter de cijfers? Hoe is het met het Nederlands gesteld in een steeds internationaler wordende maatschappij?
Drie factchecks over de gezondheid van onze taal. 

Snel naar

Enkele vaststellingen

Wie zijn ze, de Vlaams-Brabanders met een andere moedertaal dan het Nederlands? Daar is geen eenduidig antwoord op te geven. Je kijkt al snel naar iemands herkomst of nationaliteit als het gaat over taal. Maar beschouw je iemand met een andere nationaliteit die al jaren in onze provincie woont en vlot Nederlands heeft leren spreken, nog steeds als anderstalig? En wat met een gezin waarvan de ouders amper Nederlands begrijpen, maar het kind wel perfect mee is op school en met klasgenootjes perfect Nederlands spreekt?

Voor een genuanceerd beeld duiken we de cijfers in.

31% heeft een herkomst buiten België

Een cijfer dat flink wat nuance kan gebruiken: 19% van de inwoners in onze provincie heeft minstens één ouder met een geboortenationaliteit van buiten de Europese Unie. Die ouder kan intussen dus ook al de Belgische nationaliteit gekregen hebben, want de motivatie om Belg te worden is groter dan bij mensen uit EU-landen. Voor hen geldt immers een vrij verkeer van mensen en goederen. Deze 31% is vooral een migratiecijfer en zegt niet meteen iets over het taalgebruik, toch is het is op z’n minst een cijfer om bij stil te staan.

Bron: Rijksregister via provincies.incijfers.be

54% van de pasgeboren kinderen heeft Nederlands als thuistaal

Het is te zeggen: Nederlands is voor 53,9% van de kinderen de taal die er thuis tussen moeder en kind gesproken wordt. Opgelet, deze cijfers zeggen niets over de taal die de andere ouder spreekt. Dan volgen Frans (23,7%), Russisch, Pools of Roemeens (5,1%), en Turks, Arabisch of Berbers (5%). Het hoge aantal Franssprekenden hoeft niet te verbazen met de nabijheid van Brussel en Wallonië. De 2,1% kinderen die thuis Engels of Duits met hun moeder spreken, is allicht te verklaren door de aanwezigheid van expats (mensen die tijdelijk in het buitenland wonen en werken), al kunnen die uiteraard ook andere talen spreken.  

Mensen met een andere thuistaal zijn vaker te vinden in de Vlaamse Rand dan diep in het Hageland of het Pajottenland. Een klein voorbeeld: in Kraainem heeft slechts 3,7% van de pasgeboren kinderen Nederlands als thuistaal, in Linter 89,3%. In Vilvoorde spreekt 17,8% van de kersverse moeders Turks, Arabisch of Berbers, in Galmaarden is dat 0,5%.

Bron: Opgroeien via provincies.incijfers.be
Nederlands is voor 53,9% van de kinderen de taal die er thuis tussen moeder en kind gesproken wordt. Dan volgt Frans (23,7%), Russisch, Pools of Roemeens (5,1%), en Turks, Arabisch of Berbers (5%). Tenslotte spreken 2,1% van de kinderen thuis Engels of Duits met hun moeder.
We zien in de grafiek een lichte stijging van het aantal nieuwkomers van buiten de EU t.o.v. vijf jaar geleden, toen waren er dat  4.610. In het coronajaar 2020 waren er dat uitzonderlijk 3.881 en in 2022 opnieuw 4.906. Het aantal nieuwkomers van binnen de EU bleef min of meer stabiel: 9.155 in 2020 en 9.576 in 2022.
Bronnen: Onderwijs Vlaanderen via provincies.incijfers.be en Agentschap Binnenlands Bestuur via provincies.incijfers.be 

 

79,5% van de gezinnen met schoolgaande kinderen en een Belgische herkomst spreekt thuis Nederlands

We gaan er in de cijfers hierboven misschien al te gemakkelijk vanuit dat het vooral nieuwkomers zijn die geen Nederlands spreken. Hoe zit het met het Nederlands van de gezinnen met de Belgische nationaliteit of herkomst zelf (en met een kind in kleuter- of basisonderwijs)? 20,5% van hen spreekt thuis een andere taal dan het Nederlands, waarvan 10,6% uitsluitend Frans. Opvallend: bij de niet-Belgische gezinnen hanteert slechts 4% Nederlands als enige thuistaal, 25% combineert Nederlands met een andere taal. Bij 75% van de niet-Belgische gezinnen wordt geen Nederlands gesproken. Dat brengt ons meteen naar de eerste factcheck! 

79,5% van de gezinnen met schoolgaande kinderen en een Belgische herkomst spreekt thuis Nederlands.

FACTCHECK 1: 'Personen met een andere moedertaal zijn niet gemotiveerd om Nederlands te leren.’

Kort:

  • 15.155 volwassenen volgen Nederlandse taallessen
  • Het aantal niet-EU-cursisten neemt toe
  • Werk en vrije tijd zijn de belangrijkste redenen om Nederlands te leren 

“Ze willen het gewoon niet!” Het is een stelling die je wel vaker hoort als het over mensen met een andere moedertaal dan het Nederlands gaat. Maar is dat zo? Zijn mensen met een andere taal niet gemotiveerd om de taal te leren? Een blik op de cijfers. 

In het schooljaar 2022-2023 schreven 15.155 volwassen cursisten zich in voor Nederlandse taallessen. Soms als deel van een verplicht inburgeringstraject, maar veelal uit eigen beweging. Van die 15.155 volwassenen, waren er 11.211 niet-Belgen: 2.566 met een EU-nationaliteit en 8.645 met een niet-EU-nationaliteit.  

Meer niet-EU-burgers

Bij deze laatste groep niet-EU-burgers is er een duidelijke stijgende tendens de afgelopen twee jaar: in 2020-2021 waren er dat nog maar 6.038. Deze stijging is niet demografisch te verklaren, want het aantal nieuwe inwoners uit niet-EU-landen is de jongste twee jaar status quo gebleven. Meer zelfs, er is zelfs een lichte dalende trend. De stijging stemt optimistisch. Nog nooit hebben zoveel personen met een andere moedertaal van buiten de EU hun weg gevonden naar het NT2-aanbod. 

In het schooljaar 2022-2023 schreven 15.155 volwassen cursisten zich in voor Nederlandse taallessen. Soms als deel van een verplicht inburgeringstraject, maar veelal uit eigen beweging. Van die 15.155 volwassenen, waren er 11.211 niet-Belgen: 2.566 met een EU-nationaliteit en 8.645 met een niet-EU-nationaliteit.
Bron: Workbook: Dataloep Inschrijvingen VWO (vlaanderen.be)
 

Peilen naar motivatie

Waarom schreven ze zich in? Uit noodzaak omdat ze anders geen gepaste job kunnen vinden? Om deel te nemen aan het verenigingsleven? Om met de buren een praatje te kunnen maken? Het Agentschap voor Integratie en Inburgering peilde over een periode van 1,5 jaar (van januari 2023 t.e.m. juni 2024) bij kandidaat-cursisten in Vlaams-Brabant naar hun motivatie. De correspondenten konden meer dan één antwoord geven.  

Het Agentschap voor Integratie en Inburgering peilde over een periode van 1,5 jaar (van januari 2023 t.e.m. juni 2024) bij kandidaat-cursisten in Vlaams-Brabant naar hun motivatie. De correspondenten konden meer dan één antwoord geven. Het werk blijkt voor 34,2% van de kandidaat-cursisten een belangrijke motivator te zijn om Nederlands te leren. Ook vrijetijdsbesteding is voor 20,1% van de bevraagden een goede reden. En hun rol als consument is voor 15,7% belangrijk.
Bron: Cijfers uit de databank van het cliëntvolgsysteem KBI (Kruispuntbank Inburgering) van het Agentschap Integratie & Inburgering.

 

De gemeenschappelijke taal

Het werk blijkt voor 34,2% van de kandidaat-cursisten een belangrijke motivator te zijn om Nederlands te leren. Dat hoeft niet te verbazen, het is niet zo eenvoudig om werk te vinden in Vlaanderen als je de Nederlandse taal niet machtig bent. Deze groep wil haar kansen op de arbeidsmarkt dus vergroten. Ook vrijetijdsbesteding is voor 20,1% van de bevraagden een goede reden. En hun rol als consument is voor 15,7% belangrijk.

Werk, vrije tijd en de winkelcontext zijn dus met voorsprong de belangrijkste redenen om Nederlands te leren. Dit zijn ook bij uitstek de plaatsen waar Nederlands als gemeenschappelijke taal wordt gebruikt. 

FACTCHECK 2: ‘Nederlands leren lukt alleen door hard te studeren’

Kort:

  • We leren een taal op een formele, niet-formele en informele manier
  • Je biedt anderstalige inwoners oefenkansen door zelf Nederlands te praten
  • Er zijn heel wat initiatieven om buiten de schoolmuren Nederlands te oefenen

We kunnen kort zijn: neen, Nederlands leer je niet alleen in de klas maar ook daarbuiten. In je vereniging, de winkel, de conversatiegroep in het buurtcentrum ... Je kan drie verschillende leersituaties onderscheiden: formeel, niet-formeel en informeel. 

Nederlands leer je niet alleen in de klas maar ook daarbuiten. In je vereniging, de winkel, de conversatiegroep in het buurtcentrum ... Je kan drie verschillende leersituaties onderscheiden: formeel, niet-formeel en informeel.

Formele oefenkans:
anderstaligheid in de klas

Ook kinderen en jongeren met een andere moedertaal moeten naar school. Het merendeel loopt school in het reguliere Nederlandstalige onderwijs. Maar daar ligt de focus op de leerstof en lang niet alleen op het aanleren van het Nederlands. Dat maakt het voor hen een uitdaging de lessen te volgen. Als de leerkracht extra tijd neemt om de leerstof verstaanbaar te maken voor alle leerlingen, rest er minder tijd om vooruitgang te boeken. Dat kan een rem zijn op de kennisoverdracht in de hele klas. Maar de aanwezigheid van kinderen met een anderstalige achtergrond is nu eenmaal een realiteit waar het onderwijs mee zal moeten omgaan. 

Het percentage leerlingen in het basisonderwijs dat thuis geen Nederlands praat is in het schooljaar 2022-2023 33,4%. Over heel het Vlaamse Gewest is dat percentage 23,5%. De cijfers voor het secundair onderwijs zijn respectievelijk 25,2% voor Vlaams-Brabant en 19,5% voor het Vlaamse Gewest.
Bron: Onderwijs Vlaanderen via provincies.incijfers.be

 

Niet-formele oefenkans:
oefenen buiten de schoolmuren

Een sportclub die zich richt op anderstaligen met Nederlands als verbindende taal. Conversatiegroepen Nederlands voor anderstaligen in de gemeenschapscentra van vzw ‘de Rand’. Of voorleesmomenten in de bibliotheek voor kinderen met een taal- of leesachterstand. Het zijn allemaal voorbeelden van niet-formele manieren om Nederlands te leren. Buiten de onderwijscontext maar wel georganiseerd met een focus op de Nederlandse taal. Vooral het durven spreken is hierbij belangrijk.

Enkele voorbeelden:  

Dergelijke initiatieven zijn er niet alleen voor kinderen en jongeren. Ook voor volwassenen die Nederlands leren is er een divers aanbod. Bijvoorbeeld:

Informele oefenkansen:
toevallige contacten

In de winkel, op straat, in de vereniging … Anderstaligen komen ook toevallig en spontaan in contact met het Nederlands. Dus jij kan je steentje bijdragen door zoveel mogelijk vast te houden aan het Nederlands als je in gesprek komt met een persoon met een andere moedertaal. Praat dan duidelijk verstaanbaar en niet te snel, en geef je gesprekspartner de tijd om naar zijn of haar woorden te zoeken. Als Vlaming spreken we onze talen, en overschakelen op Engels, Frans of zelfs Duits is niet altijd een probleem. Maar probeer dat niet te doen, want zo ontneem je iemand met een andere moedertaal oefenkansen.

 

Giovanna Binotto:

“Nederlands is de taal van de kansen”

Giovanna Binotto (60) wil geen enkele avond missen van haar conversatiegroep in gemeenschapscentrum de Kam in Wezembeek-Oppem. De wekelijkse praatavonden zijn voor haar meer dan een gezellig samenzijn, het is ook een kans om volop Nederlands te spreken. Een Nederlandstalige begeleider leidt de avond in goede banen en de deelnemers pikken gretig in op elk gespreksonderwerp. Ze zijn allemaal anderstalige inwoners van diverse achtergrond die toch een aardig mondje Nederlands praten. Ook Giovanna.

Bestuurstaal

“Ik ben geboren in Italië, maar toen ik twee jaar was verhuisde ik samen met mijn ouders naar België. Mijn vader werkte in de staalfabriek van Forges de Clabecq in Tubeke. Thuis spraken we Italiaans, maar ik liep school in het Frans in Wallonië. Op die school leerde ik ook mijn eerste woordjes Nederlands.”

Ze studeerde talen – Engels en Duits – en verhuisde 34 jaar geleden naar Kraainem. Nu woont ze in Wezembeek-Oppem. Ze kwam in de faciliteitengemeenten maar zelden in contact met het Nederlands. Nederlands is er dan wel de bestuurstaal, maar de meeste inwoners spreken er Frans. “Ik werkte voor internationale bedrijven waar Engels de voertaal was. Alleen met een collega van de boekhouding oefende ik wat Nederlands. Een taal is als fietsen, je verleert het nooit helemaal.”

Angst om te spreken

Vijf jaar geleden veranderde ze van job. De Belgische firma waar ze aan de slag ging, had ook Nederlandstalige klanten. “Ik wilde mijn Nederlands bijspijkeren. Ik luisterde naar audioboeken, keek Nederlandstalige televisie en ging naar de wekelijke conversatiegroep in gemeenschapscentrum de Kam van vzw ‘de Rand’. Die gesprekken in het Nederlands betekenen veel voor mij. Als je geen Nederlands spreekt, maak je geen vooruitgang. Ik weet dat ik nog fouten maak in het Nederlands, maar ik ben niet bang meer om de taal te spreken. Ook niet tegen klanten op het werk.”

Oefenkansen

In een omgeving waar Nederlands niet de voornaamste spreektaal is, is het moeilijk om de taal te oefenen. “Als Nederlandstaligen horen dat ik maar moeilijk uit mijn woorden geraak, schakelen ze gemakkelijk over op een andere taal. Ik snap dat wel, zeker in een vluchtige conversatie heb je niet altijd het nodige geduld. Maar dat ontneemt mij wel de kans om te oefenen.”

“Taal is cultuur”

Voor Giovanna is Nederlands de taal van de kansen. Werkkansen, vooral. “Maar ook kansen om je horizon te verruimen. In de conversatiegroep in GC de Kam bespreken we de actualiteit, boeken, culturele evenementen, recepten. Zo leer ik niet alleen de taal, maar ook de cultuur. Een taal begrijp je beter als je ook de cultuur kent.” 

FACTCHECK 3: ‘Anderstaligheid doet het Nederlands afbrokkelen’

Kort:

  • Een taal leeft en evolueert
  • Een solide basis Nederlands van kinds af aan is cruciaal
  • Leenwoorden komen en gaan, sommige woorden blijven

Een taal leeft en evolueert constant met elke nieuwe generatie die zich aandient. Probeer maar eens een Nederlandstalig boek van begin vorige eeuw te lezen. De spelling is anders, sommige woorden kennen we niet meer, en intussen zijn er veel nieuwe woorden opgedoken. Al is het maar voor dingen die toen nog niet bestonden, zoals een rekenmachine om maar iets te noemen.

‘Doekoe’

Veel nieuwe woorden komen uit de Engelse taal: computer, smartphone, chatten … Nederlands is trouwens nauw verwant aan het Engels en het Duits door hun gezamenlijke oorsprong in het West-Germaans. En de historische invloed van het Frans is ook duidelijk. In de jongerentaal duiken Arabische en zelfs Surinaamse woorden op. Bijvoorbeeld, ‘doekoe’ voor geld.  

De leenwoorden die in de omgangstaal opduiken, sijpelen traag door naar onze officiële taal. Maar leenwoorden zijn gevoelig aan trends en kunnen ook inhoudsloos overkomen. Zeker in een professionele context. Een solide basis van het Nederlands als gemeenschappelijke factor tussen de inwoners van een taalgebied, blijft dus belangrijk. Daarom is het ook belangrijk dat we erover waken dat Nederlands de standaardtaal blijft op plaatsen waar mensen elkaar ontmoeten en samenkomen. 

Meer concurrentie

“Voorlezen is essentieel bij de vorming van kinderen. Maar tegenwoordig nemen de schermpjes het over. Vroeger had je de televisie en als er niets op te zien was, kon je nog altijd lezen. Dat waren de twee opties. Nu is er gewoon veel meer concurrentie: van je smartphone, social media, streamingdiensten en zo meer. Lezen is in de rangorde naar beneden gedonderd. Dat heeft niets met anderstaligheid te maken, het geldt voor de hele bevolking.”

Jongerentaal

Maar hoe zit het met het Engelse jargon dat via sociale media onze taal binnensluipt? En ook in de jongerentaal bulkt het van nieuwe woorden. Een bedreiging wil Mohamed dat niet meteen noemen. “Maar ik stoor me wel aan het managementjargon, ook al maak ik me er zelf schuldig aan. De stakeholders, de KPI’s, de targets … Je kan daar veel mooiere, Nederlandstalige woorden voor gebruiken. In het Engels klinkt dat dan serieuzer. Maar als je in jongerentaal invloeden hoort uit het Arabisch of Surinaams, dan wordt het weggezet als onbeleefd en platvloers. Wat is het verschil tussen een onnodig Engels woord of een onnodig Surinaams woord? Dat luidt echt niet de verloedering van onze taal in.”

Tsjip

“Ik heb thuis de eerste druk van Willem Elsschot van het boek Tsjip liggen. Bijna honderd jaar oud, maar ik begrijp het perfect. Hoe zal het Nederlands over honderd jaar klinken? Ik vermoed dat er veel nieuwe woorden zullen ontstaan, volgens de tijdsgeest van dat moment. Maar de basis van de taal zal dezelfde zijn als vandaag.”

Onderzoek

Dus nee, anderstaligheid is volgens Mohamed Ouaamari geen gevaar voor het Nederlands. “Er is wetenschappelijk onderzoek genoeg dat deze stelling als een fabel naar de vuilnisbak verwijst. Professor pedagogische wetenschappen Orhan Agirdag (KU Leuven) deed veel onderzoek naar anderstaligheid en taalachterstand. Hij concludeert dat niet de anderstaligheid aan de basis ligt, maar wel hoe je als kind met taligheid omgaat. Dus wees er vroeg bij en dompel kinderen en jongeren onder in de taal. Hoe meer ze met taal bezig zijn, hoe beter.”

Mohamed Ouaamari (33) is auteur van ‘Groetjes uit Vlaanderen’ en ‘Gesloten wegens omstandigheden’. Hij is ambassadeur van de Week van het Nederlands, waarover je alles leest op hun website: www.weekvanhetnederlands.org 

Afbrokkelen en heropleven

“Taal brokkelt constant af en bloeit ook weer op, eigenlijk zoals alles om ons heen. Er duiken anderstalige woorden op maar evengoed nieuwe Nederlandstalige woorden. Sinds enkele jaren wordt het woord ‘eindstand’ vaak gebruikt in Nederland. Niet als einduitslag van een sportwedstrijd, maar als samenvatting aan het eind van een lang betoog. Maar het is meer dan bijvoorbeeld ‘kortom’, want na eindstand geef je ook meteen de clou van het verhaal mee. Zoals: ‘Ik zocht een kortere route, eindstand ik was een uur te laat thuis’.”

Sociale media

Het appje dat je tieners sturen, lijkt soms wel in een andere taal dan het Nederlands. “Maar dit is net een heel bijzondere vorm van taal die we moeten koesteren. Als jouw kinderen een berichtje sturen en je begrijpt de boodschap niet, krijg je een kans om een heel nieuwe woordenschat te leren. Hoe mooi is dat? Jongeren vandaag zijn grotere taalinnovatoren dan Hugo Claus.”

“Hoe onze taal er over vijftig jaar aan toe is? Hopelijk heel anders dan de taal vandaag. Het zou toch gek zijn als het leven zelf volop is veranderd maar de taal is blijven stilstaan?”

Cesar  Majorana (28) won in Nederland in 2018 de Social Media Award voor Beste Instagrammer. Hij is podcastmaker, presentator en schrijft columns voor Volkskrant Magazine en VPRO Gids. Cesar is ambassadeur van de Week van het Nederlands. 

Conclusies

  1. Het Nederlands is niet alleen de officiële taal in Vlaams-Brabant. Het is ook de voertaal waarin we allemaal communiceren. Met de overheid, maar ook met elkaar op het werk, in de winkel, met vrienden, in verenigingen. Het Nederlands opent deuren, verbindt ons en creëert kansen.  
  2. We moeten niet bang zijn van anderstaligheid. Andere talen en culturen hebben altijd al een invloed gehad op het Nederlands. Een taal is immers een levend ding dat constant in verandering is. Maar het is wel belangrijk dat we als samenleving nieuwkomers en anderstaligen de mogelijkheid geven zich het Nederlands meester te maken.
  3. De motivatie is groot: nog nooit volgden zoveel mensen met een andere moedertaal Nederlandse lessen. Maar je leert een taal niet alleen in de klas, je moet ook voldoende oefenkansen krijgen. Daarom moeten we erover waken dat Nederlands de standaardtaal blijft op plaatsen waar mensen elkaar ontmoeten en samenkomen. Daarnaast heb je een heel divers aanbod aan taalondersteunende initiatieven voor jongeren en volwassenen in onze provincie. En zoals de cijfers en de getuigenissen duidelijk maken, zijn de inspanningen niet zonder resultaat.

 

Dit dossier kwam tot stand met de gewaardeerde medewerking van vzw de Rand en het Agentschap Integratie en Inburgering. 

Gepubliceerd op

19 september 2024